Het opslagteam begint altijd. Eén van de drie spelers (de opslager) moet vanuit het opslagvak de bal met een onderhandse slagbeweging rechtstreeks in het perk (a-b-c-d) in slaan. In het perk staan twee spelers van het uitslagteam, die de bal met of zonder stuit zo ver mogelijk proberen terug te slaan.
Hierna zijn er verschillende vervolgmogelijkheden. Indien de bal door het perkteam terug wordt terug geslagen en deze gaat niet over de lijn C-D, maar wordt door het opslagteam gekeerd tussen de lijnen E-F en C-D dan is er sprake van een kaats, een onbesliste slag.
De eerste keer wordt deze plaats aangemerkt met een wit blokje (eerste kaarts/K1) De tweede keer met een rood blokje (tweede kaats/K2).
Wisselen
Afhankelijk van de stand wisselen de parturen als er één of twee kaatsen zijn gemaakt . De opslagpartij gaat nu naar het perk en het perkpartuur moet nu opslaan. Het perkpartuur probeert nu de door het vorige partuur gemaakte kaatsen één voor één voorbij te slaan. Lukt dat, dan winnen ze 2 punten. Lukt dat niet, dan verliezen ze 2 punten. Hierna wordt weer geprobeerd nieuwe kaatsen te krijgen door het perkpartuur, maar het opslagpartuur probeert dit natuurlijk te voorkomen door de uitgeslagen bal weer te retourneren tot achter de voorlijn (E-F).
Er zijn ook direct punten te verdienen. Voor het opslag- team als:
- Het uitslagteam een opgeslagen bal niet (goed) retourneert en de bal niet voorbij de voorlijn weet te krijgen;
- Het uitslagteam een opgeslagen bal rechtstreeks over de zij- kwaadlijn (A-C of B-D) slaat;
- Een uitgeslagen bal door het opslagteam wordt geretourneerd tot achter de voorlijn;
- Een uitslager de bal rechtstreeks tegen een van zijn medespelers slaat;
- Het uitslagteam de kaats niet weet te passeren.
Voor het uitslagteam als:
- Zij de kaats weten te passeren;
- De bal over de bovenlijn (C-D) wordt geslagen;
- De bal dor het opslagteam buiten het perk wordt geserveerd;
- De uitgeslagen bal door het opslagteam recht-streeks over de zijkwaadlijk wordt geretourneerd;
- De uitgeslagen bal recht-streeks het lichaam raakt van een van de spelers van het opslagteam, of als bij een poging om de uitgeslagen bal te retour-neren een van de spelers van het opslagteam de bal rechtstreeks tegen één van zijn medespelers slaat.
Puntentelling.
Kaatsen is verwant aan het van deze sport afgeleide tennis.
Dit blijkt onder andere uit de puntentelling. Bij het kaatsen is na zes eersten het spel afgelopen. Een eerst (te vergelijken met een game bij tennis) ontstaat bij 8 punten
Aangezien de punten per twee worden gegeven, gaat de telling als volgt: 2-4-6-eerst. Na elk eerst begint de puntentelling opnieuw. Twee eersten noemt men een spel. De stand wordt op een telraam bijgehouden,de telegraaf. De stand op de afgebeelde telegraaf is 4-3 voor de rode partij; twee spellen voor rood, tegen één spel en één eerst voor wit. Verder staat het 4-2 in punten voor de witte partij, die dus nog vier punten nodig heeft om een tweede eerst te halen en de stand gelijk te trekken
Wie als eerste zes eersten (oftewel drie spellen) haalt, wint de partij. Daarmee is overigens nog geen prijs gewonnen. Een kaatswedstrijd heeft meestal de vorm van een toernooi. Om dat te winnen, moet je vaak vier tot zes keer op een dag spelen. Zo’n wedstrijd duurt tussen de veertig en vijftig minuten.
Kaatsen wordt in de open lucht op een grasveld van 60 x 32 meter gespeeld (A-B-C-D). Een kaatsteam (partuur) bestaat uit drie personen. Elk teamlid heeft een specialistische functie. Je bent of opslager (serveerder) of uitslager (retourneerder), en in die functie achterinse of voorinse. Elk partuur is af-wisselend opslagteam (op de tekening van de begin-situatie de witte spelers) en uitslagteam (op de tekening van de beginsituatie de rode spelers). In beide gevallen kunnen er punten worden gescoord.