Als er meerdere deelnemers zijn met het laagste aantal strafpunten, wordt een barrage verreden om de eerste prijs. Deze barrage gaat over een verhoogd en verkort parcours en wordt op tijd verreden. Soms telt ook de totale tijd, waarin de ruiter het parcours heeft afgelegd. Dat noemt men een rit op ‘ideale tijd’.
Verschillende klassen
Bij 10 of meer winstpunten mag je een klasse hoger, bij 40 moet je over.
- B = De B staat voor ‘beginners’, hierbij wordt gesprongen over hindernissen van 1,00 meter, indien foutloos barrage op 1.10m
- L = De L staat voor ‘licht’, hindernissen van 1,10 meter indien foutloos barrage op 1.20m
- M = De M staat voor ‘midden’, hindernissen van 1,20 indien foutloos barrage op 1.30m
- Z = De Z staat voor ‘zwaar’, hindernissen van 1,30 indien foutloos barrage op 1.35m
In de klasse B wordt de barrage gereden op stijlpunten. In de overige klassen wordt de barrage gereden op tijd.
Bij C-pony’s B = 70cm. L = 80 cm. M = 90 cm. Z = 100 cm. ZZ = 110 cm.
en bij D-pony’s zijn alle hoogten 10 cm. hoger, bij E-pony’s 20 cm. hoger, bij A-pony’s 20 cm lager, bij B-pony’s 10 cm. lager.
Dan zijn er nog klassen als Grand Prix. Dit is de topsport en de hindernissen hebben geen maximale hoogte
Strafpunten
Als er een element van de hindernis bij de sprong afvalt, kost dit vier strafpunten.
Een weigering van het paard (oftewel het kruisen van de gereden lijn) kost vier strafpunten en de hindernis moet opnieuw genomen worden. Bij de derde (voor het B en L) of de tweede (M en hoger) weigering volgt uitsluiting.
Eén of beide voeten in het water van de sloot geeft vier strafpunten.
Valt het paard of de ruiter dan volgt uitsluiting.
Bij tijdsoverschrijding van de vooraf vastgestelde toegestane tijd springen levert iedere seconde die men te laat is 1 strafpunt op.
Springpaard
Niet alle paarden zijn springpaarden. Dit is te testen door de paarden in een gesloten piste te zetten met daarin een hindernis, als ze erover springen, springen ze graag, anders niet. Een paard zal doorgaans over het laagste gedeelte willen springen er zijn natuurlijk uitzonderingen.
Wanneer is een paard een goed springpaard?
Niet ieder paard is een springpaard. Als een paard goed en makkelijk springt, is het een springpaard. Dit is te testen door een hindernis tegen een wand te zetten in een gesloten ruimte. Uit zichzelf zal het paard waarschijnlijk niet springen, zorg dus dat je een zweep bij je hebt waarmee je hebt paard kunt ‘drijven’ op afstand. Zorg ook dat vanaf de kant waar de hindernis genomen wordt, er iets staat waardoor ze niet meer langs de hindernis kunnen lopen, bijv. nog een balk op hoogte. Drijf het paard dan naar de hindernis. Springt het paard met een goede techniek, dan is het een goed springpaard. Als je onervaren bent met paarden kun je het beste een kenner meenemen, die kan meestal wel zien wannneer een paard een goed springpaard is.
Er zijn twee “soorten” hindernissen: Breedtesprongen en hoogtesprongen.
De volgende hindernissen komen voor:
- Hek (open hindernis)
- Poort (gesloten hindernis)
- Stijlsprong
- Oxer
- Muur
- Sloot
- Triple sprong ofwel triple bar
- Combinatiesprong
Als er twee hindernissen achter elkaar staan wordt dit een ‘dubbel’ genoemd, bij drie hindernissen achter elkaar een driesprong.