Cricket is een spel voor twee teams van elf spelers, een balletje en twee doelen, gemaakt van paaltjes; de wickets. De twee wickets staan aan twee kanten van een speciale strook midden op het veld, de pitch. De pitch is ongeveer 20 meter lang en 3 meter breed. Voor jeugdwedstrijden is de pitch iets korter, ongeveer 17 meter. De partij die in het veld staat en gooit heeft alle elf spelers in het veld staan. De partij de aan slag is heeft twee spelers tegelijk in het veld staan, één bij elk wicket. Er zijn twee scheidsrechters.
Een werper (bowler) van het ene team probeert met het balletje de wicket te raken door er vanaf de andere kant van de pitch met één stuit er tegenaan te gooien. Een van de twee slagmannen (batsmen) van het andere team verdedigt het wicket met een bat, en probeert ook meteen punten te scoren door de bal weg te slaan en daarna samen met de andere batsman over de pitch heen en weer te rennen tot de bal weer terug is bij de bowler. Lastig te begrijpen? Kijk even naar het filmpje onderaan op deze pagina, en lees dan verder.
Punten scoren (runs)
Elke keer dat hij naar de andere kant rent telt als een punt. Bij cricket heet dat een run. Als de batsman één keer over de pitch naar de andere kant loopt scoort hij één run. De batsmen hebben dan van plaats gewisseld, en de andere batsman van het team krijgt dan de volgende bal. Scoort de batsman twee runs, dan is hij dus heen-en-weer gerend en is hij zelf weer aan de beurt.
De batsman kan ook proberen de bal uit het veld te slaan. Dan krijgt hij in een keer vier runs als de bal het veld uit rolt, of zelfs zes runs als hij de bal uit het veld slaat zonder dat hij heeft gestuiterd.
Uit!
De veldpartij probeert altijd de batsman uit te maken. Dat kan op verschillende manieren:
1 De bowler gooit de bal tegen het wicket, dat heet ‘bowled’
2 De batsman slaat de bal de lucht in en de bal wordt gevangen zonder dat hij de grond heeft geraakt, dat heet ‘caught’ of gevangen.
3 De batsman slaat de bal weg, en hij gaat heen en weer rennen. Maar de tegenpartij raapt het balletje op en gooit het snel terug naar de pitch. Een andere veldspeler die daar klaar staat gooit meteen de bal tegen de wicket, terwijl de batsman nog aan het rennen is. Ook dan is hij uit! Soms gooit de veldspeler zelfs van grote afstand meteen tegen de wicket! Zo uit gaan heet ‘run out’.
4 En er is nog een lastige: LBW, Leg Before Wicket, ofwel: Been voor het wicket. De bowler gooit recht op de wicket af maar de batsman voorkomt dat het balletje de wicket raakt door het balletje met zijn been tegen te houden in plaats van met zijn bat. De scheidsrechter bepaalt dan of de bal inderdaad de wicket geraakt zou hebben. Heel moeilijk te zeggen soms, maar de scheidsrechter bepaalt!
Als de batsman uit is dan loopt hij, meestal beteuterd, het veld af en dan mag de volgende speler het proberen, net zo lang tot alle spelers uit zijn. Dan tellen ze alle runs van alle batsmen bij elkaar op en mag het andere team proberen dat te verbeteren.
Speelveld
Het cricketveld is een rond veld met een doorsnede van tussen de 140 en 160 meter. Het veld is van lekker kort gemaaid gras, zodat het balletje er goed overheen kan rollen. De pitch ligt in het midden en is van nog korter gras of van kunstgras. De bal moet er goed op kunnen stuiteren. Een pitch van echt gras is meestal gaandeweg een wedstrijd helemaal kaal en uitgedroogd. Om het veld ligt een enorm lang polsdik touw, de ‘boundary’. Dat geldt als grens van het veld. Dat is ook waarmee wordt bepaald of een batsman een ‘vier’ of een ‘zes’ slaat. Rolt een bal tegen het touw aan of eroverheen dan krijgt de batsman vier runs, gaat de bal eroverheen zonder dat het op het veld heeft gestuiterd dan krijgt de batsman zes runs.
Soort wedstrijden
De bedoeling van cricket is dat alle slagmannen uit gaan. Maar dat kan natuurlijk erg lang duren. Als het de veldpartij niet lukt om het wicket van een slagman te raken of om een geslagen bal te vangen kan hij eindeloos blijven staan. En er zijn er elf! Daarom zijn er regels om een wedstrijd iets korter te maken. Ze spreken dan af dat er een maximaal aantal keer de bal wordt gegooid. In profwedstijden is dat 300 keer per team. In Nederlandse amateurwedstrijden vaak 240 keer. Die wedstrijden duren in totaal ongeveer een dag. Er zijn ook toernooien waar zelfs maar 120 keer per team een balletje wordt gegooid. Die wedstrijden duren dan ongeveer drie uur in totaal. Na het afgesproken aantal balletjes tellen ze dan de punten op. Tenzij natuurlijk alle slagmannen al eerder uit zijn, dan is het spel eerder afgelopen en mag de andere partij aan de slag.
In test-wedstrijden gaan ze wél door tot iedereen uit is. Die wedstrijden duren maximaal vijf dagen. En soms lukt het dan nog niet om iedereen uit te krijgen. Dan tellen ze zo’n wedstrijd als een gelijk spel.
Cricket wordt op een ovaalvormig grasveld gespeeld. De pitch is ongeveer 3 bij 20 meter. Aan de korte zijden staan 3 paaltjes (stumps) waar 2 houtjes (bails) op rusten. Deze houten constructie heet een wicket. Witte lijnen (creases) op de pitch geven aan waartussen gerend moet worden.
Het cricketveld is ovaal en wordt afgebakend door een polsdik touw dat in het gras ligt. Verplichte afmetingen voor het veld zijn niet vastgesteld maar een doorsnede van ongeveer 150 meter is gebruikelijk. In principe dienen zich op het veld niet te veel obstakels te bevinden – één of twee bomen is geen bezwaar, maar deze worden zeker voor internationale wedstrijden vermeden.